Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Algemene nabestaandenwet

 

Artikel 67
1
Tot de dag met ingang waarvan hij een nieuw recht heeft op nabestaandenuitkering op grond van deze wet heeft de persoon die op de dag voorafgaand aan de inwerkingtreding van deze wet recht had op een uitkering op grond van artikel 8 van de Algemene Weduwen- en Wezenwet overeenkomstig de bepalingen van deze wet recht op een nabestaandenuitkering en halfwezenuitkering, met dien verstande dat:
a
het recht op nabestaandenuitkering niet eindigt, wanneer de nabestaande niet meer voldoet aan de voorwaarden van artikel 14, eerste lid, onderdelen a en b, zolang hij de leeftijd van 65 jaar nog niet heeft bereikt, indien hij:
1
40 jaar of ouder is op de laatste dag van de maand, waarin de dag gelegen is met ingang waarvan hij niet aan de bedoelde voorwaarden voldoet, of
2
35 jaar of ouder, doch jonger dan 40 jaar is op de laatste dag van de maand, waarin de dag gelegen is, met ingang waarvan hij anders dan in verband met artikel 5, derde lid, niet meer voldoet aan de voorwaarde voor het recht op uitkering overeenkomstig artikel 14, eerste lid, onderdeel a;
b
inkomen, bestaande uit een uitkering op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen of de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten op de nabestaandenuitkering in mindering wordt gebracht; en
c
met ingang van 1 januari 1998 op de nabestaandenuitkering het overig inkomen in mindering wordt gebracht overeenkomstig het tweede lid, waarbij van de nabestaandenuitkering een bedrag gelijk aan 30% van het bruto-minimumloon buiten aanmerking blijft.
2
Voor de persoon, bedoeld in het eerste lid, wordt van het inkomen, bedoeld in het eerste lid, onderdeel c, buiten aanmerking gelaten een bedrag gelijk aan 70% van het bruto-minimumloon. Indien het inkomen geheel of mede bestaat uit inkomen uit arbeid en dat inkomen meer bedraagt dan 70% van het bruto-minimumloon, wordt naast het bedrag, bedoeld in de eerste zin, een derde gedeelte van dat meerdere buiten aanmerking gelaten.
3
Van de persoon, bedoeld in het eerste lid, die op de dag van inwerkingtreding van deze wet een gezamenlijke huishouding voert anders dan ten behoeve van de verzorging van een hulpbehoevende en deze gezamenlijke huishouding nog steeds voert op 31 december 1997, wordt de nabestaandenuitkering met ingang van 1 januari 1998 verminderd tot een bedrag van 30% van het bruto-minimumloon, waarop in mindering wordt gebracht een uitkering als bedoeld in het eerste lid, onderdeel b. Deze nabestaandenuitkering wordt verhoogd tot 70% van het netto-minimumloon met ingang van de eerste dag van de maand dat de nabestaande voor 1 juli 1998 geen gezamenlijke huishouding meer voert. De Sociale verzekeringsbank kan indien de toepassing van de tweede zin wat de datum 1 juli 1998 betreft, tot een onbillijkheid van overwegende aard leidt, een latere datum vaststellen.
4
[Vervallen.]
5
Tot 1 januari 1998 blijft voor de persoon, bedoeld in het eerste lid, het besluit op grond van artikel 30a van de Algemene Weduwen- en Wezenwet, zoals dat artikel luidde op de dag voorafgaand aan de inwerkingtreding van deze wet, van toepassing, waarbij voor de vaststelling van de uitkering de nabestaandenuitkering en de halfwezenuitkering worden samengeteld en als één uitkering worden beschouwd.
6
Voor de persoon, bedoeld in het eerste lid, die op de dag voorafgaand aan de inwerkingtreding van deze wet onder toepassing van een overeenkomst of een regeling inzake sociale zekerheid, die tussen Nederland en een of meer mogendheden van kracht is, recht had op een uitkering op grond van de Algemene Weduwen- en Wezenwet, geldt tot 1 januari 1998 dat voor de vaststelling van de uitkering vanaf de dag van inwerkingtreding van deze wet de nabestaandenuitkering en de halfwezenuitkering worden samengeteld en als één uitkering worden beschouwd.
7
Voor de toepassing van de Wet beperking samenloop van uitkeringen ingevolge de Algemene Weduwen- en Wezenwet met uitkeringen en renten op grond van de Ongevallenwet 1921 wordt een uitkering op grond van de Algemene Weduwen- en Wezenwet als een uitkering op grond van deze wet in aanmerking genomen, met dien verstande, dat voor het bepalen van de rente op grond van de Ongevallenwet 1921 die tot uitbetaling komt, artikel 18 buiten aanmerking blijft.
8
Bij ministeriële regeling kunnen voor situaties waarin dit artikel niet of onvoldoende voorziet dan wel toepassing van dit artikel tot onredelijke resultaten leidt nadere en zo nodig afwijkende regels worden gesteld.
9
In afwijking van het derde lid wordt de nabestaandenuitkering van de persoon, bedoeld in het eerste lid, die op de dag van inwerkingtreding van deze wet een gezamenlijke huishouding voert ten behoeve van de verzorging van een hulpbehoevende en deze gezamenlijke huishouding nog steeds voert op 31 december 1997, met ingang van 1 januari 1998 verminderd tot een bedrag van 50% van het netto minimumloon, waarop in mindering wordt gebracht een uitkering als bedoeld in het eerste lid, onderdeel b. Op het deel van de nabestaandenuitkering dat meer bedraagt dan 30% van het bruto-minimumloon, wordt het overig inkomen, bedoeld in het eerste lid, onderdeel c, in mindering gebracht. De in de eerste zin bedoelde nabestaandenuitkering wordt verhoogd tot 70% van het netto-minimumloon met ingang van de eerste dag van de maand waarin geen gezamenlijke huishouding ten behoeve van de verzorging van een hulpbehoevende meer wordt gevoerd.
10
Indien de gezamenlijke huishouding, bedoeld in het negende lid, eindigt door het overlijden van de hulpbehoevende die niet tevens nabestaande is, ontstaat geen nieuw recht op nabestaandenuitkering.
11
Van de persoon, bedoeld in het eerste lid, eindigt de in dat lid bedoelde halfwezenuitkering met ingang van de eerste dag van de maand waarin een recht op halfwezenuitkering ten behoeve van een halfwees als bedoeld in artikel 1, onderdeel f, onder 2° wordt toegekend.


Jurisprudentie bij dit artikel

  • Hieronder wordt een selectie van de bijbehorende jurisprudentie getoond.

  • LJN AX9706, Hoger beroep, 01/5741 ANW
    Rechtsoort
    Sociale zekerheid
    Datum uitspraak
    30-06-2006
    Status
    gepubliceerd
    Soort procedure
    Hoger beroep
    Instantie
    gepubliceerd
    Rechtsoort
    Centrale Raad van Beroep
    Herziening van het recht op nabestaandenuitkering in verband met arbeidsongeschiktheidsuitkering. Is in strijd gehandeld met verdragen?
  • LJN AT3664, Hoger beroep, 03/45 ANW
    Rechtsoort
    Sociale zekerheid
    Datum uitspraak
    01-04-2005
    Status
    gepubliceerd
    Soort procedure
    Hoger beroep
    Instantie
    gepubliceerd
    Rechtsoort
    Centrale Raad van Beroep
    Herziening nabestaandenuitkering. In mindering brengen ZW-uitkering als inkomen in verband met arbeid op de Anw-uitkering.
  • LJN AT4963, Hoger beroep, 03/5225 ANW
    Rechtsoort
    Sociale zekerheid
    Datum uitspraak
    22-04-2005
    Status
    gepubliceerd
    Soort procedure
    Hoger beroep
    Instantie
    gepubliceerd
    Rechtsoort
    Centrale Raad van Beroep
    Is sprake geweest van een rechtsgeldige intrekking van het beroep ter zitting van de rechtbank?
  • LJN AA3625, Eerste aanleg - enkelvoudig, 96/3309 Anw
    Rechtsoort
    Sociale zekerheid
    Datum uitspraak
    07-07-1999
    Status
    gepubliceerd
    Soort procedure
    Eerste aanleg - enkelvoudig
    Instantie
    gepubliceerd
    Rechtsoort
    Rechtbank Utrecht
    Verweerder heeft eiseres medegedeeld dat haar pensioen ingevolge de Algemene Weduwenen Wezenwet (AWW) met ingang van 1 juli 1996 is omgezet in een nabestaandenuitkering ingevolge de Algemene nabestaandenwet (Anw).
  •